Er zijn 7 SBL-competenties voor een leraar MBO. Dit is de vierde competentie voor een leraar MBO (VO).

De leraar MBO draagt zorg voororganisatorische zaken die samenhangen met zijn onderwijs en het leerproces van de leerlingen in de school. Om die verantwoordelijkheid verantwoordelijkheid waar te kunnen maken moet de leraar MBO organisatorisch competent zijn.

Een leraar MBO die organisatorisch competent is, zorgt ervoor dat leerlingen een ordelijke en taakgerichte omgeving treffen. Waar het leren zich op verschillende plaatsen afspeelt (bijvoorbeeld op verschillende plaatsen in de school, stages, buitenschoolse projecten) zorgt de leraar (eventueel in samenspraak met andere begeleiders) voor afstemming tussen die verschillende plaatsen. Zo'n leraar zorgt er dus voor dat de leerlingen:

  • Weten waar ze aan toe zijn en welke ruimte ze hebben voor eigen initiatief;
  • Weten wat ze moeten (of kunnen) doen, hoe en met welk doel ze dat moeten (of kunnen) doen.

Bekwaamheidseis bij deze competentie

De leraar MBO onderschrijft zijn organisatorische verantwoordelijkheid. Hij heeft voldoende organisatorische kennis en vaardigheid om in zijn groepen en zijn andere contacten met leerlingen een goed leef- en werkklimaat tot stand te brengen. Overzichtelijk, ordelijk en taakgericht. In alle opzichten voor hemzelf, zijn collega’s en vooral voor de leerlingen helder. En dat op een professionele, planmatige manier.

Om aan deze bekwaamheidseis te voldoen moet de leraar MBO...

...het volgende doen:

  • De leraar hanteert op een consequentie manier concrete, functionele en door de leerlingen gedragen procedures en afspraken;
  • De leraar biedt organisatievormen, leermiddelen en leermaterialen aan die leerdoelen en leeractiviteiten ondersteunen;
  • De leraar houdt voor zijn onderwijs een planning aan die bij de leerlingen bekend is en waar zij hun eigen planning op kunnen afstemmen, en hij gaat adequaat om met tijd.

...deze kennis hebben:

  • De leraar is bekend met die aspecten van groeps- of klassenmanagement die voor zijn vorm van onderwijs relevant zijn;
  • De leraar is bekend met de organisatorische aspecten van verschillende soorten leeromgevingen in de school, zoals open leercentrum, werkplekkenstructuur, beroepspraktijkvorming en praktijklessen.

Indicatoren van deze competentie

Hieronder geven we een paar voorbeelden van indicatoren van de organisatorische competentie.

  • De leraar hanteert concrete, functionele en door de leerlingen gedragen procedures en afspraken op een consequente manier. Hij biedt organisatievormen, leermiddelen en leermaterialen aan die leerdoelen en leeractiviteiten ondersteunen.
  • De leraar houdt een heldere planning aan, waarbinnen keuzemogelijkheden voor de leerlingen zijn. Hij bespreekt deze met de leerlingen en voor zover mogelijk stelt hij die met de leerlingen op. Hij gaat adequaat om met tijd. In onverwachte situaties improviseert hij op een professionele manier en stelt daarbij duidelijke prioriteiten.
  • De leraar organiseert en administreert in samenwerking met collega’s en de (praktijk)begeleider van het bedrijf of instelling de beoordeling van de leerling. Hij zorgt voor heldere communicatie naar de leerling over de beoordeling.
  • De leraar kan zijn opvattingen, zijn aanpak van (groeps- of) klassenmanagement en de organisatie van zijn onderwijs (op school en in bedrijfsleven of instelling) verantwoorden.