De startende leraar in het VO

Roland Philippo 16 september 2019 1802

‘’Het is best heftig als je voor het eerst een eigen klas hebt. Ik was de eerste weken bekaf, zo enorm veel nieuwe ervaringen moest ik verwerken. Achteraf gezien heb ik een heleboel dingen niet efficiënt aangepakt. Zonde van mijn tijd die toch al zo schaars was. Na een half jaar dacht ik er serieus over na om te stoppen, maar gelukkig zag mijn leidinggevende waar ik mee worstelde waarna hij een externe coach voor mij heeft geregeld. Mijn advies: laat starters niet zwemmen!’’

In het onderwijs is er momenteel veel aandacht voor de introductie en de begeleiding van startende leraren. Een goede zaak uiteraard, zolang basisbekwame en vakbekwame leraren maar niet vergeten worden. De oorzaak van deze aandacht heeft te maken met het feit dat veel starters na korte tijd het onderwijs verlaten. Starters lopen bijvoorbeeld aan tegen het voorbereiden, plannen en organiseren van de leerstof, het omgaan met verschillen tussen leerlingen, het houden van orde, het voeren van gesprekken met ouders en het uitvoeren van extra taken naast de lesgebonden taken. Ook missen zij een goede begeleiding.

Inwerktraject

Gedurende een drie jaar durend onderzoek van de Rijksuniversiteit Groningen (Helms-Lorenz en Van der Grift, 2013) werden 338 beginnende leraren van 68 scholen voor voortgezet onderwijs random ingedeeld in een experimentele groep en een controlegroep. Het zogenaamde inwerktraject dat de experimentele groep onderging duurde drie jaar. Het voorzag ten eerste in werkdrukvermindering door het takenpakket af te stemmen op de draagkracht van de leraren. Daarnaast maakten de starters kennis met de schoolregels en het schoolbeleid, werden zij geobserveerd tijdens hun lessen en ontvingen ze daarbij gerichte coaching. Tot slot was er aandacht voor hun bredere professionele ontwikkeling.

Uit het onderzoek blijkt dat het inwerktraject effect heeft. De leraren uit de experimentele groep vielen minder vaak uit. Hoewel het verschil met de controlegroep klein was (twee procent), is dit wel significant. De experimentele groep had ook minder werkgerelateerde stress. Deze leraren ervoeren meer leermogelijkheden en invloed op hun dagelijks werk. De leraren die meededen aan het inwerktraject bleken ook meer overtuigd van hun bekwaamheid in de klas.

Het onderzoek wees bovendien uit dat beginners in het algemeen over minder pedagogisch-didactische vaardigheden beschikken dan hun ervaren collega’s. Maar de leraren uit de experimentele groep ontwikkelden zich in drie jaar tijd sneller in hun pedagogisch-didactisch handelen dan de leraren in de controlegroep. De onderzoekers concluderen dan ook dat een goede begeleiding in de eerste drie jaar de ontwikkeling van effectief lerarengedrag van beginnende docenten bevordert.

Aandacht voor professionalisering

Goede begeleidingsprogramma’s zullen niet alleen uitval van starters verminderen, maar er ook toe leiden dat leraren sneller professionaliseren. Alleen maar winst dus. In de praktijk wordt hier inmiddels concreet op ingespeeld, zie bijvoorbeeld de website van de Rijksoverheid over Werken in het onderwijs en de folder "Beter onderwijs door begeleiding startende leraren".

Vergelijkbare aandacht voor startende leraren is er ook in het primair onderwijs. In hoofdstuk 9 van de cao primair onderwijs (p. 141) wordt concreet beschreven op welke wijze de introductie en begeleiding van startende leraren plaats zou moeten vinden. Wij lichten er enkele punten uit:

De startende leraar heeft recht op begeleiding door een coach (niet zijnde de direct leidinggevende);

  • De startende leraar heeft naast het persoonlijk budget duurzame inzetbaarheid recht op een bijzonder budget van 40 uur per jaar;
  • De startende leraar en de werkgever leggen de afspraken vast over hoe tot verdere professionalisering basisbekwaamheid te komen, in het persoonlijk ontwikkelingsplan;
  • Het verdient aanbeveling dat de startende leraar met name wordt ingezet voor lesgeven, voor- en nawerk en professionalisering;
  • De professionele ontwikkeling van de startende leraar wordt besproken in het kader van de gesprekkencyclus. Om tot een objectieve en transparante beoordeling van het bereiken van de basisbekwaamheid te komen, wordt gebruik gemaakt van een beproefd en objectief observatie-instrument zoals bijvoorbeeld De Competentie Thermometer.

Deze -en andere- aandachtspunten impliceren dat de startende leraar in dit opzicht tegemoet moet worden gekomen. In het verleden is het te vaak misgegaan, zowel besturen als leraren hebben hierin te weinig verantwoordelijkheid genomen hetgeen het onderwijs helaas vaak niet ten goede kwam.

Leestips voor begeleiding van startende leraren

Lees de volgende brochure van de PO-Raad waarin verschillende aandachtpunten worden genoemd bij het professionaliseren van leraren: Handreiking begeleiden startende leerkracht.

Enkele andere lezenswaardige websites:

Reacties