Extra ruimte voor docent om lessen beter te ontwikkelen

Roland Philippo 2634

Docenten op middelbare scholen moeten honderd uur per jaar worden vrijgeroosterd om betere lessen te ontwikkelen. Zo vermindert de werkdruk in het onderwijs en wordt het vak van leraar interessanter. Dit stelt de VO-raad in een actieplan voor het voortgezet onderwijs.

Artikel door Rik Kuiper uit de Volkskrant van donderdag 31 maart 2016

Meer roostervrije uren voor leraren

Met het voorstel reageert de sectororganisatie, waarbij 334 schoolbesturen zijn aangesloten op een veelgehoorde en steeds luidere klacht van docenten en vakbonden. Die vinden al veel langer dat leerkrachten te veel les moeten geven en ie weinig tijd hebben om het onderwijs te verbeteren. Uit cijfers van rijkelandenclub OESO blijkt dat de Nederlandse docent inderdaad veel voor de klas staat: gemiddeld 750 uur per jaar. Meer dan honderd uur boven het gemiddelde.

Daar wil de VO-raad iets aan doen. De sectororganisatie die veel invloed heeft op het ministerie van Onderwijs en het onderwijsveld, stelt voor docenten jaarlijks honderd klokuren - geen lesuren - vrij te roosteren om te investeren in beter onderwijs. Dat kost 300 miljoen euro per jaar - geld waarmee extra leerkrachten moeten worden aangesteld.

Voorzitter Paul Rosenmöller wil deze ‘ontwikkeltijd' voor docenten niet vastleggen in de wet of in een cao. ‘Dan haal je de flexibiliteit uit het systeem zegt hij. De ene docent wil misschien helemaal geen lesuren inleveren, een ander heeft twee keer zo veel ontwikkeltijd nodig. Dat moet kunnen. Scholen en lerarenteam moeten de vrijheid hebben om zelf te bepalen hoe ze het geld inzetten en de resultaten zichtbaar maken.‘

‘lk vind het een verrassende en positieve ontwikkeling‘, zegt voorzitter Joost Kentson van de Onderwijscoöperatie, een lerarenorganisatie waarin verschillende vakbonden met elkaar samenwerken. ‘Het is goed dat de VO-raad beseft dat docenten tijd nodig hebben om de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren. Dit is een prima stap.‘

‘Een belangrijk signaal‘, zegt Tweede Kamerlid Paul van Meenen (D66) die al jaren aandacht vraagt voor het tijdgebrek van docenten. ‘Eindelijk erkent de VO-raad dat het onderwijs op dit vlak met een probleem kampt. Maar tegelijkertijd vind ik de oplossing wat mager. Honderd uur per jaar staat gelijk aan twee uur per week. Dat is te weinig. lk vind dat er vijf van de vijfentwintig lesuren per week af moeten. Laten we geen halve maatregelen nemen.’

Ook het ministerie van Onderwijs erkent dat leraren voldoende tijd moeten krijgen om lessen voor te bereiden en zich bij te laten scholen. Daarvoor heeft dit kabinet ook geld beschikbaar gesteld, aldus een woordvoerder. 'Met de scholen in het voortgezet onderwijs is afgesproken dat een deel van dat bedrag wordt gebruikt voor de professionalisering van leerkrachten.‘

Het is echter de vraag of dat geld op de juiste plek is terechtgekomen. Zo spraken bonden en werkgevers al af dat leraren minstens vijftig uur per jaar zouden krijgen voor bijscholingen en om lessen voor te bereiden. ‘Een deel van de scholen heelt de daad bij het woord gevoegd’, zegt de woordvoerder. ‘We zien echter dat ook nog veel geld op de plank is blijven liggen.‘

In het actieplan van de VO-raad staan ook andere maatregelen die het beroep van leraar aantrekkelijker moeten maken. Zo moet de lerarenopleiding op de schop omdat docenten daar niet voldoende praktijkervaring opdoen. Dit zou een van oorzaken zijn van de grote uitval: een kwart van de nieuwe leerkrachten verlaat binnen twee jaar het onderwijs. De sectororganisatie zou daarom graag zien dat docenten in opleiding net als artsen een soort co-schappen lopen, waardoor ze geleidelijker kennismaken niet de praktijk.

De leraar moet dezelfde waarden krijgen als de dokter

Twee dingen vielen Paul Rosenmöller de afgelopen maanden op tijdens gesprekken met docenten. Het eerste: dat ze zo'n enorme drive hebben om hun onderwijs te verbeteren, maar dat ze daarbij telkens tegen hetzelfde probleem aan lopen - een gebrek aan tijd. Het tweede: dat onderwijzers al lang geen mensen meer zijn tegen wie je opkijkt, maar mensen naar wie op verjaardagsfeestjes meewarig wordt geglimlacht als ze vertellen dat voor de klas staan. En dat moet dus allebei veranderen, zegt de voorzittervan de VO-raad. De docent moet meer ruimte krijgen om zich te ontwikkelen, om nieuw lesmateriaal te bedenken, om het onderwijs naar eigen inzicht in te vullen. En het beroep moet weer aanzien krijgen. Rosenmôller. ‘We moeten de Ieraar aan wie we dagelijks onze kinderen toevertrouwen net zo waarderen als de dokter bij wie we aankloppen met onze kwaaltjes.’ Vandaag presenteert de sectororganisatie daarom een actieplan. Daarin staan zeven punten die het Ierarenberoep aantrekkelijker moeten maken.

Een van de punten: u wilt leraren jaarlijks honderd uur ontwikkeltljd geven.

‘Ja. Leraren moeien meer ruimte krijgen om na te denken over het onderwijs. Hoe kunnen ze leerlingen beter voorbereiden op het vervolgonderwijs? Hoe kunnen ze nieuwe technologie beter benutten? Welke verbindingen kunnen ze maken tussen de vakken die elke docent individueel geeft? Daar geven we ze twee, tweeënhalf uur per week voor.’

Is dat genoeg? Paul van Maarten van D66 pleit er zijnen voor om docenten niet 25 maar 20 uur per week voor de klas te zetten.

‘Honderd uur per jaar is een substantiële hoeveelheid tijd. Ons plan is in één kabinetsperiode te realiseren. Laten we nou eerst eens kijken hoe dit uitpakt.‘

Deze maatregel kost 300 miljoen euro per jaar becljferde u.

‘Ja. Als leraren minder uren voor de klas staan, zullen er leraren moeten bijkomen om dat op te vangen. Want leerlingen krljgen evenveel les.‘

In 2014 stelde het mlnlsterie van Onderwijs 150 miljoen beschikbaar om drieduizend jonge leraren aan te nomen. Die leraren zijn er nooit gekomen bleek onlangs. Hoe gaat u zorgen dat dit geld wel op de goede plek komt?

‘Allereerst vind ik dat wij ons fatsoenlijk hebben kunnen verantwoorden over de besteding van die 150 miljoen. Dat geld is niet alleen besteed aan het aannemen van nieuwe leraren, maar ook het behouden van zittende leraren. Hoeveel dat er zijn, is alleen moeilijk te becijferen. ‘Dat neemt niet weg dat scholen zullen moeten verantwoorden wat ze met die 300 miljoen euro voor de ontwikkeltljd doen. Hoe ze dat doen? Door plannen te maken: dit is ons doel, zo gaan we het realiseren.’

In de cao staat dat docenten maximaal 750 uur voor de klas staan. Dat wordt dus minder?

‘Dat lijkt me geen goed idee. Dan haal je de flexibiliteit uit het systeem. De ene docent wil misschien helemaal geen lesuren inleveren, een ander heeft twee keer zoveel ontwikkeltijd nodig. Dat moet kunnen. Er komt geld voor honderd klokuren per voltijdsleraar per jaar, maar scholen en lerarenteams moeten de vrijheid hebben om zelf te bepalen hoe ze het geld inzetten. Als het maar leidt tot meer ruimte om het onderwijs te verbeteren.’

In Ons Onderwijs2032 staat dat leraren het onderwijs meer zelf moeten vormgeven. Trekt de VO-raad de steun voor de curriculumherziening in als leraren daar geen extra tijd voor krijgen?

‘Natuurlijk niet, die curriculumherziening is noodzakelijk. Dat neemt niet weg dat de docent tijd nodig heeft om het onderwijs te verbeteren. Dat is cruciaal voor het slagen van het nieuwe curriculum. Maar ook los van de curriculumvernieuwing moeten docenten meer ruimte krijgen.'

Een ander punt uit het actieplan: de lerarenopleiding moet op de schop.

'Ja. Mensen die van de opleiding komen, hebben vaak te weinig vlieguren gemaakt voor de klas. Ze zijn nog niet vakbekwaam, hebben moeite met de pedagogisch-didactische kant van het vak. Daardoor keert een kwart van de nieuwe leraren binnen twee jaar het onderwijs de rug toe.'

Wat moet er anders?

'De opleiding en de praktijk zijn twee gescheiden systemen. Dat moet anders. De lerarenopleidingen moeten meer samenwerken met de scholen waar de nieuwe docenten straks moeten werken. Ze moeten samen het curriculum van de lerarenopleidingen moderniseren, zodat afgestudeerden beter voorbereid zijn op de praktijk. 'Dat vergt wel een ingrijpende verandering. Het lukt alleen als lerarenopleidingen, scholen en de beroepsgroep samen de verantwoordelijkheid gaan dragen voor de opleidingen.

'Ik denk ook dat de overgang vloeiender moet worden. Niet: hier is je diploma, nu ga je lesgeven. Nee, toekomstige leraren moeten de eerste jaren veel theorie en een beetje praktijk krijgen, vervolgens moet er een fase waarin het fiftyfifty is zijn en ten spotten een fase waarin ze vooral voor de klas staan maar nog steeds worden begeleid. Vergelijk het met co-schappen van artsen in opleiding. Voordat ze basisarts worden, hebben ze al twee jaar meegelopen in de praktijk. In het onderwijs kan zoiets ook.'

Wie gaat dat begeleiden?

'Er zijn nu ook al ervaren leraren die graag jonge docenten begeleiden. Dat systeem kun je uitbreiden.'

Momenteel klagen beginnende leraren dat begeleiding vaak ontbreekt.

'Die klacht ken ik ook. Ik zie wel dat scholen er steeds meer werk van maken. Maar het kan inderdaad beter. Ik sluit niet uit dat ook hier meer geld nodig is.'